Roofmoord in de Knijpe

Dichtbij het tolhuis de Knijpe, halfweg Rogat en Meppel, stond het huis van sluismeester Hendrik Wildeboer. Deze kwam in 1730 heel tragisch aan zijn einde. In dat jaar ontsnapte de schurk Albert Alberts, bijgenaamd ‘De Lazarus’ uit de gevangenis in Arnhem en week uit naar de provincie Drenthe. Daar ontmoette hij een zekere Groothuis en de gebroeders Fijnglas, ook rasechte boeven. Samen beraamden zij het plan om sluiswachter Wildeboer te overvallen en de beroven.

In de avond van 27 september 1730 gingen zij op pad. De sluiswachter met zijn vrouw en dochter sliepen al. Via het kelderraampje kwamen de mannen binnen en overmeesterden Wideboer. De schurken takelden hem op aan een van de zolderbalken, propten stro in zijn broek en staken dit in brand. Hetzelfde lot onderging de arme vrouw, waarna het dochtertje aan handen en voeten werd gebonden en mishandeld. Er kwam een man op het lawaar af; deze werd ook gegrepen, vastgebonden en afgeranseld. De schipper die bij de sluis in zijn kooi lag te slapen werd ook wakker en ging eens kijken wat er aan de hand was. Hij werd op zijn schip aan de mast vastgebonden en afgetuigd. De schurken roofden alles wat van hun gading was uit het huis en namen dat mee. De schippersvrouw, die weggekropen was, heeft haar man bevrijd en samen gingen zij toen naar de sluiswachterswoning om de slachtoffers te helpen.

Wildeboer overleed al spoedig aan zijn verwondingen, zijn vrouw en dochtertje herstelden langzaam. ‘De Lazarus’ werd spoedig gegrepen en bij Assen op de galgenkamp ter dood gebracht. Zijn hoofd werd als afschrikwekkend middel op een paal geplaatst. De andere daders werden snel daarna gegrepen en ondergingen hetzelfde lot.

Historische sage